De leden van bestuursorganen zijn collegiaal of alleen verantwoordelijk ten aanzien van de stichting voor de fouten begaan in de uitvoering van hun opdracht en jegens derden voor buitencontractuele fouten.
Ze zijn slechts aansprakelijk voor beslissingen, daden of gedragingen die zich kennelijk buiten de marge bevinden waarbinnen normaal voorzichtige en zorgvuldige bestuurders, geplaatst in dezelfde omstandigheden, redelijkerwijze van mening kunnen verschillen.
Ze zijn evenwel van hun aansprakelijkheid ontheven voor fouten waaraan ze geen deel hebben genomen en indien ze de beweerde fout hebben gemeld aan de raad van bestuur. Deze melding alsook de besprekingen hierover worden in de notulen van de vergadering opgenomen (artikel 2:56).
Anderzijds, in functie van de grote van de stichting, is hun aansprakelijkheid beperkt tot de volgende bedragen (artikel 2:57 §1) :
Het gemiddelde van de omzet en van het balanstotaal worden berekend op basis van de bedragen verwezenlijkt in de drie boekjaren voorafgaand aan de instelling van de aansprakelijkheidsvordering of , bij gebrek, over de periode sinds de oprichting.
Behalve uitzonderingen (artikel 2:57 §3), gelden de aansprakelijkheidsbeperkingen tegenover alle betrokken personen samen, per feit of geheel van feiten, ongeacht het aantal eisers of vorderingen (artikel 2:57 §2).